Wijkondernemingen: oplossing voor welk probleem?

Evelien Tonkens, bijzonder hoogleraar actief burgerschap, Universiteit van Amsterdam

De wijkonderneming: een briljant idee.  Een perfect recept voor een bloeiende wijk met  bruisende economische activiteit en hartverwarmende sociale cohesie. De ongebruikte energie in de wijk wordt ingezet, mensen ontmoeten elkaar, maken de wijk beter, verdienen daar ook nog hun brood mee, er worden banen geschapen in de wijk, door de wijk en voor de wijk. Met succes beproefd in Zuid-Amerika, het Verenigd Koninkrijk en Afrika.

Maar voordat we ons nu weer allemaal hierop storten, en in heel Nederland plannen voor wijkondernemingen uit de grond worden gestampt, heb ik eerst nog een paar kritische vragen. Allereerst: zoals altijd in de sociale  sector wordt een wervelend nieuw idee gelanceerd zonder dat duidelijk is welk probleem precies wordt opgelost.  Voor welk probleem is de wijkonderneming een oplossing? Die vraag is belangrijk omdat je dan kunt kijken wat alternatieve oplossingen zijn. Waartegen weeg je de wijkonderneming af? Wanneer valt die afweging in het voordeel van de wijkonderneming uit en wanneer niet?

Als de bovengenoemde schets van het aantrekkelijke van de wijkonderneming kloppen, dan is de wijkonderneming impliciet een oplossing voor wijken met drie problemen: een gebrek aan sociale cohesie, werkloosheid en gebrek aan werkgelegenheid en/of ondernemingszin. De wijkonderneming lost deze drie problemen tegelijkertijd en in samenhang op.

Aan sociale cohesie wordt al heel lang gewerkt, op allerlei manieren. Deze lijkt daar niet speciaal beter geschikt voor, want meer dan dat mensen uit de wijk in de wijk gaan werken is het niet, maar het is vermoedelijk ook een nevendoel. Belangrijker is waarschijnlijk de gedachte dat wijkondernemingen werkloosheid en gebrek aan ondernemingszin/ werkgelegenheid in de wijk oplossen.  Dat zijn belangrijke problemen die inderdaad bestreden moeten worden. Maar ook daar zijn meer manieren voor. Die manieren verschillen in bij wie je de verantwoordelijkheid legt.

Je kunt bijvoorbeeld bij aanbesteding en vergunningen als eis inbouwen dat een bepaald percentage stagiaires werknemers uit de wijk moet worden gerecruteerd. In dat geval leg je de verantwoordelijkheid bij organisaties en bedrijven, en ook bij de overheid om dit te organiseren. Een andere mogelijkheid is om bij alle bedrijven, inclusief natuurlijk de woningcorporatie(s) langs te gaan en met hen te zoeken naar mogelijkheden om meer mensen uit de wijk in dienst te nemen. In dat geval leg je de verantwoordelijkheid iets meer bij de overheid en in tweede instantie bij bedrijven. Bij de wijkonderneming leg je de verantwoordelijkheid vooral bij de bewoners.

Dat verschil is niet toevallig. Tegenwoordig wordt de bal heel vaak bij bewoners /burgers gelegd, zoals ik in mijn oratie in 2006 al betoogde. De bal ligt sinds het begin van de eeuw in toenemende mate bij de burger. Tussen pakweg 1945 en 1980 lag hij bij de overheid: was er een probleem, dan keek men massaal naar de overheid voor een oplossing. Daarna kwam de bal bij de markt te liggen, en keek men bij een probleem dus meteen die kant op. En de afgelopen jaren komt de bal dus steeds vaker bij de burger te liggen.

Soms is dat heel goed en vernieuwend, zoals het in eerdere perioden soms goed en vernieuwend was om de bal bij de overheid of de markt te leggen. Maar soms is het helemaal niet goed en vernieuwend. Het is dus altijd goed om je af te vragen waarom je de bal waar neer legt. Dat iedereen het nu zo doet is in elk geval een slechte reden.

Terug naar de wijkonderneming, waar de verantwoordelijkheid voor het sociale cohesie, werkgelegenheid en werkloosheidsbestrijding bij de burger is komen te liggen. Burgers moeten dan, onder leiding van een sociaal werker of adviseur, zelf een onderneming starten. Dat is een hoop werk, en lang niet iedereen kan dat. Mensen die een gezamenlijke onderneming kunnen starten, die hebben mogelijk al zoveel kennis en vaardigheden dat ze ook best een baan in pakweg de zorg of de schoonmaak kunnen aanvaarden- terreinen waar veel banen zijn. Werk is er vaak nog niet voor die wijkonderneming, want zo vertelde mij een ervaringsdeskundige “de woningcorporatie of gemeente moet eerst gemotiveerd worden om haar inkoopbudget op de wijk te richten”. Het risico op mislukken wordt groter wanneer de woningcorporatie niet kan participeren vanwege contractuele verplichtingen, de bewoners niet de benodigde vaardigheden hebben of gaandeweg conflicten krijgen over aansturing, beleid etc. van de onderneming, de lokale partijen en andere bewoners werken niet mee of starten een concurrerende onderneming…

En dan hebben we het nog niet gehad over de complexiteit van onze samenleving en economie.  In ons land gaat het runnen van een onderneming niet zo makkelijk: wij hebben arbowetgeving, aansprakelijkheidsverzekeringen, veiligheidsvoorschriften, cao’s,  accountansverklaringen en ga zo maar door. Daar mopperen we wel op maar ze hebben allemaal een doel en een functie . Een bedrijf beginnen is bij ons dus een behoorlijke klus. Vaak vragen experimenten om “een regelvrije ruimte”. Een regelvrije ruimte kan best nuttig zijn, maar vroeger of later keren die regels toch in een of andere vorm weer terug. Omdat we inderdaad liever niet persoonlijk opdraaien voor het failliet van een collectief bedrijf, omdat we liever wel verzekerd zijn tegen een ongeluk op het werk en ga zo maar door.

De wijkonderneming legt de bal bij de burger, maar welke werkloze burger kan en wil dit ? En waarom kunnen die burgers niet direct door de woningcorporatie ingehuurd worden, in plaats van via deze ingewikkelde omweg? Ik zou de bal hier liever direct bij de corporatie leggen: neem lokale mensen in dienst, en zet die aan het werk om de wijkeconomie een impuls te geven. Wel zo efficiënt en betrouwbaar. De bal bij de burger is prima, maar dan op die plaatsen en bij die activiteiten waar burgers dit zelf graag willen omdat ze zelf mogelijkheden zien, en voor zichzelf een rol zien die ze graag willen en kunnen nemen.